Gedichten over stad en dorp
2013 Uitgeverij Kontrast
ISBN 978-94-90834-61-6
Lekker weer, p. 192
Rivierenbuurt, p. 193
Lekker weer
De stad loopt af als een wekker
het nachtvocht is nog niet droog
of helgekleurde stroomstoten
jagen door de straten.
proppen drukte, dotten verkeer
sloten gelach,
volksdansende gekken op het gras
de oude stad glanst als een nieuwe auto
rillende juffershondjes achterin
zijn we in Amerika?
nee, in Amsterdam!
in het park wordt getrommeld
en gerommeld op kleurige kleden
blote armen gaan op in kruidige rook-
signalen, het gras plat, je blik verward
in ontelbare okselharen
de duivel zal je halen, Amsterdam
stroom uit, schiet op, ga heen
lekker weer?
geef mij maar Amstelveen.
Rivierenbuurt
Toen ik klein was smaakte mijn buurt zoals hij rook
naar koude portieken en stenen trappen
naar het ijzer van de leuning aan je handen
naar modder onder de bosjes en naar natte matras
lekkend op het vette gras langs de gracht
soppen en poetsen was vertier voor de vertierlozen
en dan had je de hopelozen zoals wij met een piano
en een kat en gemorste wijting voor de kat in de kokosmat getrapt
een jongen met een leren broek woonachtig in een andere straat
roerde met een ijslollystokje in de poep en smeerde het op onze stoep
de kerk rook naar baksteen maar je proefde graniet
en er stond een zwarte toren bij die als een pijl de lucht doorstak
zo’n eng gebouw dat we straten ver omliepen naar het blauw
van het De Mirandabad waar alles goed kwam
voor de snoepkraam op het dampende beton.