Hun vader is een edelman, hun moeder bijna heilig
maar voor hun criminele kroost is niets en niemand veilig:
Willem, Wardje, Koos en Bartje hebben alle vier een diep verdorven hartje.
Al in de luiers echte boeven trachtten zij elkaar in slechtheid af te troeven;
zij maakten hun arm moedertje het leven tot een hel,
ze moeten wel geboren zijn met strepen op hun vel.
Als peuters waren ze zo druk, zo wreed, zo niet te stuiten slecht
dat ze toen met regelmaat al aan de ketting zijn gelegd.
Hun eerste en hun enige dagje op de kleuterschool
speelden ze heel hard ‘hamertje tik’ op het hoofd van kleine Dick
en bedreigden het hoofd der school met een klappertjespistool.
De kleuterjuf bonden ze vast aan de kleuter-klauterpaal,
kietelden haar bijna dood en zonder last van gewetensnood
lieten ze haar hangen en gingen aan de haal.
Maar na hun eerst overval (op weg van school naar huis)
belandden zij toch in ’t gevang, daar zitten ze nog steeds,
hun korte leven lang.
Hun ouders zijn zeer opgelucht en roepen uit de grond
van hun geplaagde hart, tot Willem, Wardje, Koos en Bart:
eigen schuld is dikke bult! Adieu, lelijk klein boevenpak,
veel plezier nog in de bak!