Han de Vries, zonder titel, acryl, 28 X 64 cm
‘Ik doe vreselijk mijn best om er iets vrolijks van te maken, maar het beste voel ik mij in het weergeven van treurnis,’ aldus hoboïst Han de Vries, die op zijn drieënzestigste een tweede leven begon als beeldend kunstenaar.
Vriendin en collega in de kunst Marte Röling noemde hem een gekwelde, maar vrolijke ziel. Jeugdvriend en pleegbroer Bram de Swaan typeerde hem als clown, maar wel een tragische. Die ambiguïteit zie je ook terug in de schilderijen en tekeningen die Han sinds 2004 heeft gemaakt. Soms staan ellende en geluk in één werk bij elkaar, zoals in het schilderij met een naakte, uitgemergelde familie en een grote gele ballon.
‘Toch nog een beetje geluk,’ zegt Han hierover. ‘Maar de rest is niet om over naar huis te schrijven.’ Nadenkend voegt hij er aan toe: ‘Ik vind hem behoorlijk knettergek.’
Voor de kringprent kozen Annelies Rigter en hij dan ook een ander schilderij: een raadselachtige voorstelling van witte figuren in een donker gewelf, een voorstelling als een droom waarin niets is wat het lijkt. Is het een boze droom, die donkere ruimte met spookachtige figuren?
Mij doet het eerder denken aan een ziekenzaal in een middeleeuws klooster. Het gewelf heeft wel iets kloosterachtigs. Bij nader beschouwing is het echter geen gewelf, maar een groot aantal hijskranen. Of een primitief soort tandartsboren. Maar er wordt niet mee geboord, ook niet gemarteld. Er gebeurt niks kwaads, ze hangen er alleen. Ondanks de vervreemding straalt de voorstelling geborgenheid en goedertierenheid uit.
Zelf weet Han ook niet meer wat hem heeft bewogen deze voorstelling te maken. ‘Het is heel mysterieus. Je kunt er van alles bij bedenken. Daarom heb ik dit gekozen.’
‘Wij twijfelden tussen dit en een ander schilderij. Daarop zie je mensen in overvolle bootjes en drenkelingen die in zee verdwijnen. Op de voorgrond silhouetjes van mensen die vanuit de hoogte ernaar staan te kijken. Dat heeft een soort boodschap, iets dwingends. Die voor de kringprent intrigeert meer. Het gekke is dat ik die bootjes heb geschilderd lang voordat de ellende in Afrika begon. Het is niet zo dat ik beelden op de tv zie en dan die schilderijen ga maken. Alle hedendaagse ellende heb ik lang geleden al in beeld gebracht. Klimaat, Afrika, Oekraïne.’
Kunstacademie of conservatorium
Als kind tekende Han al heel erg goed. Op zijn veertiende werd hij aangenomen op de kunstacademie. Na een onrustige jeugd wilde hij niet meer naar school. Hij tekende bomen, landschappen, zeeschepen, griezelig goed voor een kind van zijn leeftijd. Deze schepen tekende hij, dertien jaar oud, in 1954.
Vanaf zijn twaalfde speelde hij hobo met zijn leraar Jaap Stotijn. Moest hij op de academie van 9 tot 12 stilzitten in een klasje met oudere mensen om opdrachten te maken. Stotijn gaf hem één op één aandacht en geborgenheid, dus koos Han voor de muziek en ging naar het conservatorium.
Die keuze leidde tot wereldroem. Vijfenveertig jaar heeft hij niet getekend. Als uitvoerend musicus bracht hij ideeën en zielenroerselen van anderen glorieus over het voetlicht. Zijn eigen binnenwereld hield hij verborgen, ook voor zichzelf. Tot hij ophield met hobospelen: hij wilde af van de stress, het gejakker, de overvolle concertagenda en de onverbiddelijkheid van de hobo die je minstens vier uur per dag moet bespelen om er iets van te maken. Van zijn achttiende tot zijn drieënzestigste hield hij dat vol, toen hoefde het niet meer. Hij wilde vrij zijn.
Vrij, niet bevrijd
‘Vrijheid is leuk maar je moet er wel iets te drinken bij hebben!’
Zijn vrouw (Iki Freud) suggereerde dat hij weer zou gaan tekenen. Han: ‘Ik sputterde eerst nog tegen. Wat zou er nog uitkomen na zoveel tijd?’ Toch ging hij aan de slag. Op aanraden van een vriendin nam hij schilderlessen bij Robert Webster. Tot zijn verbazing vond hij het heerlijk! Het tekenen en schilderen werd een passie die hem volledig in beslag nam, maar zorgden er ook voor dat de donkere kanten van zijn persoonlijkheid naar boven kwamen. Blijkbaar was hij eraan toe die onder ogen te zien.
Een naoorlogse tic
‘Als je de wereld over raast en altijd verplichtingen hebt, moet studeren en nog eens studeren, dan heb je geen tijd en aandacht voor jezelf. Bovendien is de wereld van uitvoerende kunstenaars er een van ‘niet zeiken.’ Geen gevoelige praatjes. Je doet het of je doet het niet, maar zeur niet!’
Zeuren deed hij dan ook niet. Tekenend en schilderend gaf hij vorm aan de herinneringen aan zijn traumatische jeugd en maakte er kunst van. ‘Niet dat ik dat expres doe. Ik heb zelden een beeld of idee in mijn hoofd. Ik ga zitten en dan komt er wat, meestal uit het niets. Het is ook niet therapeutisch. Maar het is wel een ontdekkingstocht naar mijzelf.’
Han was een oorlogskind, hij werd al peuter bij vreemden ondergebracht; zijn joodse moeder kwam ziek en geestelijk gebroken uit de oorlog; zijn communistische vader overleefde Sachsenhausen, maar was daarna depressief; zijn grootouders werden vergast in Sobibor. Han groeide op tussen de overlevenden: kunstenaars, communisten, verzetsmensen, joden die het kamp hadden meegemaakt.
‘Na de oorlog had iedereen een tic,’ zegt hij. ‘Sommigen een extra tic omdat het kunstenaars waren. In het dagelijks leven word je daar een beetje moe van. Kunstenaars kunnen dat goed gebruiken. Als je er een positieve wending aan geeft kan een ongeluksgevoel een sterke motor zijn. Kunst is iets wonderbaarlijks…’
Ontbladerde berken
Ik weet niet hoe het musicologen afgaat, maar wie een coherent artikel over Han de Vries als beeldend kunstenaar wil schrijven komt in moeilijkheden. Niet door gebrek aan informatie. Over Han is veel geschreven, ook over zijn kunst. Daarnaast stond hij mij twee interviews toe, voerde mij langs wanden vol werk in zijn adembenemende huis.
Ik bekeek een documentaire over hem en luisterde naar een podcast. Het dikke glanzende boek dat een groot deel van zijn oeuvre bevat had ik tot mijn beschikking, en ook nog twee kleinere boeken, een met tekeningen en een met zijn draadsculpturen. Die boeken zitten vol post its; op ‘t laatst voelde ik mij net Holle Bolle Gijs die na een buitenproportionele zwelgpartij van de honger nog niet kon slapen! Zo veel, zo rijk en gevarieerd is zijn werk dat ik honderd keer meer wil laten zien dan in het bestek van dit artikel kan.
Het werk van Han de Vries getuigt van woede en verdriet om een angstwekkende, wrede wereld; wegen leiden naar een niemandsland, treinen razen naar het oosten waarvan ontbladerde berkenbomen de poortwachters zijn; toen en nu weer. En toch wordt ook het leven gevierd met zonnige landschappen, hier en daar een weelderige bloemenpracht en humoristische tekeningen…
Er zijn sombere, donkere doeken en felgekleurde, veel mensenmassa’s op de vlucht, bootjes vol mensen in een woeste zee, verdrinkende mensen; treinen met beestenwagens; schuldige en onschuldige landschappen.
Kleine schilderijen in sobere kleuren en geestige tekeningen van wandelaars, kinderen, honden, racefietsers, een groep mensen met hun honden aan de lijn gezellig keuvelend in de lichtkring van een lantaarnpaal.
Niet dat Han geen eigen stijl of signatuur heeft. Dat heeft hij heel duidelijk wel. Niet dat hij expres geheimzinnig of raadselachtig doet: dat doet hij niet. Een makkelijke prater, een uiterst beminnelijk gastheer, serieus over wat hij maakt en doet. Het is dezelfde hand, hetzelfde hart en brein waar het uitkomt.
Draadsculpturen
We wandelen over het krakend parket van zijn indrukwekkende huis. Han de Vries woont in het zelfontworpen woonhuis van architect Pierre Cuypers, een romantisch bouwwerk uit 1880 met in elkaar doorlopende salons, houten lambrisering en veel glas in lood. Aan alle wanden kunstwerken van eigen hand. Waar geen plaats voor is, staat tegen de muur geleund. Han houdt ze dicht bij zich.
‘Het is natuurlijk vreselijk onprofessioneel, maar het zijn mijn kinderen. Ik houd zielsveel van ze!’
Regelmatig worden ze omgewisseld zodat ze allemaal aan de beurt komen. Het ijzerdraad dat hij gebruikt om zijn ‘kinderen’ op te hangen, begon zich als vanzelf te vormen naar zijn handen en al gauw kwamen de onweerstaanbare ‘sculpjes’ tevoorschijn: kleine draadsculpturen van figuurtjes met ballonnen, clowns, danseressen, vogels; als zilveren tekeningen in de lucht. Er is een boekje van gemaakt.
Naast de gezellige woonkamer met uitzicht op tuin en Vondelpark, een grote vrijwel lege salon (met volle wanden) en een concertvleugel. Ondanks dat het grootste deel van zijn artistieke productie droefenis en treurigheid uitdrukt, is Han een levensgenieter en dol op feesten en partijen, vooral huisconcerten.
‘Ja, dat vind ik leuk. En ik ben er ook heel goed in. Dan is er een heerlijke witte wijn in huis, een supermooie rode wijn. Nadat het concert gespeeld is, komen perfect op tijd de bitterballen. Ik vind het ontzettend leuk om mensen zich ongelofelijk goed te laten voelen. Als ik een vrouw was geweest zou ik gastvrouw willen zijn in een salon. Ik ben erg voor salons!’
De trap af naar de keuken. Ook daar schilderijen en een wand vol nonchalant over elkaar geplakte foto’s en posters uit de gloriedagen van hoboïst Han de Vries.
Naast de keuken weer een salon met volle wanden, op de lambrisering een reeks tekeningen en schilderijen over drankmisbruik. Geabstraheerde figuurtjes die vechten, dansen, drinken. ‘Ik ben uitgegaan van allemaal flesjes, dat is de leidraad. Ik mag zelf ook graag drinken. Niet om dronken te worden, maar om mijn verlegenheid te overwinnen. Een paar glaasjes en ik kom stralend naar buiten. Grapjes, clownsgedrag. Ja, na een paar glazen witte wijn ben ik heel gelukkig.’
Behalve de flesjesserie, een reeks luchtige grappige tekeningen, bijna cartoonesk. Of zoete kleine frutseltjes, zoals hij sommige tekeningen noemt.
Brieven uit Westerbork
De serre aan de tuin is het atelier. Hier het ‘knettergekke’ schilderij met de gele ballon. Maar ook een schilderij met een weelderige bloemenpracht. Han wijst op het schilderij met twee figuren in de stijl van Edvard Munch.
‘Daar houd ik erg van. Maar de werken die mij het meest dierbaar zijn bevinden zich niet hier, maar in het Joods Museum. Het zijn twee schilderijen die ik maakte met kopieën van brieven en een telegram die mijn grootvader uit Westerbork heeft gestuurd. Die heb ik op een doek geplakt en daar ben ik overheen gaan schilderen. Die brieven heb ik niet gelezen, dat kan ik niet. Op de andere heb ik het telegram geplakt: moeder weggehaald vannacht ga direct naar professor cohen. Dat is David Cohen over wie die serie gaat die op tv is, De Joodse Raad. Als je goed kijkt zie je dat de lijst geschilderd is, allemaal mensjes.’
Aletta Jacobs
Terug in de woonkamer bij het haardvuur met een glas witte wijn, zegt Han: ‘Ik herinner mij ineens hoe ik aan dat beeld kom, van die voorstelling die jullie tot kringprent gaan maken. Toen ik dit huis pas had gekocht was het nog niet zo, ik heb het laten restaureren. Het was helemaal beige en het had verlaagde plafonds. In deze kamer was een kantoor geweest. In die staat heb ik het een paar keer verhuurd aan een filmmaatschappij. Daar krijg je heel veel geld voor.
De eerste film die hier gemaakt werd ging over Aletta Jacobs, de eerste vrouwelijke arts. Nouchka van Brakel was de regisseur. Toen was deze ruimte helemaal omgebouwd tot ziekenzaaltje waar zij haar werk deed, met allerlei apparaten. Misschien heeft dat beeld zich in mijn geheugen genesteld. Pas jaren later heb ik die voorstelling geschilderd.’
Renee Simons
2 april 2024