ArtikelenKunst & Cultuur

Frans-Joseph Joordens | lofzang op een lange liefde

Pootjebaden, Acryl op Hahnemühle papier,19,5 x 30

 

Love that has weathered the storms of life stond er bij een foto van twee naakte bejaarden die hand in hand de zee inlopen. Frans-Joseph Joordens (1959) vond het wel een passende zin voor zijn eigen versie van zo’n doorleefde liefde.   

Een bejaard stel in Katwijk aan Zee. Het is nog geen zomer, toch wagen ze het erop: jassen aan, broekspijpen omhoog; steun en warmte zoekend bij elkaar, zo niet voor de stormen van het leven, dan wel voor het overwinnen van hun koudwatervrees.

FJ:
‘Zo’n huwelijk waarin natuurlijk van alles is gebeurd, en dan toch samen in het water staan. Dat vind ik op een of andere manier fascinerend.’

Hij werd geraakt door een beeld dat hij zag, maakte een paar schetsen en werkte die uit tot dit aandoenlijke portret van de twee oude mensen, geestig ook door de ernst waarmee ze hun kleine avontuur aangaan. De eenheid die ze vormen wordt versterkt door de eenheid van kleur, het mysterieuze groen-blauw dat hen zowel omvat als kleurt. Daar staan ze, zonder voeten, toch aards, twee monumentale figuren, die niet versmelten met hun onstoffelijke achtergrond. Schilderkundige magie.

FJ geeft toe dat het schilderkundige aspect hem het meest interesseert. Niet wat, maar hoe. En met dat ‘hoe’ kan hij alle kanten op: van heel precies, verfijnd, tot schilderachtig ruig, bijna abstract, waarbij het hem eigenlijk minder over het onderwerp gaat dan over de uitvoering.
De introductie op zijn website luidt als volgt: Waar mijn schilderijen en tekeningen over gaan of wat ze betekenen weet ik nooit zo goed. Ik word vaak geïnspireerd door iets dat ik zie, de houding of de blik van een mens, een dood vogeltje op straat, een museumbezoek: het kan van alles zijn. Wat er uit mijn handen komt is uiteindelijk onvoorspelbaar.(…) De betekenis komt van buitenaf.

FJ: ‘De betekenis kan ook in de uitvoering zitten. Dan gaat het over verf en niet over wat erop staat.’

 

Tekenen is voor kinderen

De maker van Pootjebaden werd ver van zee geboren, in Venlo, in een gezin met vijf kinderen. Was er begrip voor artistieke aspiraties?

FJ:  ‘Integendeel, het was eerder kunstvijandig! Kunst is leuk en aardig, als het maar niet in de eigen kring plaatsvindt! Kunst is voor ‘de anderen’ oftewel pas nous – zoals vroeger in de Congo: iedereen die zwart was, was pas nous, niet wij! Ouderwets Rooms, bourgois. Kunstenaars waren ook: pas nous!

Dus je eigen kind moet niet met artistieke dingen aankomen. Er was geen enkele belangstelling voor wat ik maakte. Mijn moeder heeft al mijn kindertekeningen weggegooid. Ik kan er nog kwaad over worden. Tekenen is iets voor kinderen, vond ze.
Pijnlijk? Ja, waar het op neerkomt is dat je ontkend wordt. Voor mij is het iets wat bij mijn leven hoort, wat deel uitmaakt van mijn wezen. Maar in ons gezin werd gestudeerd. Mijn vader had gestudeerd, dus wij ook allemaal.’

Frans Joseph studeerde rechten en werkte twaalf jaar als jurist. Hij deed geen officiële kunstopleiding maar volgde zijn leven lang lessen bij kunstenaars.

FJ: ‘Voornamelijk schilderen, ook tekenen, daar begint alles mee. Ik ben daar gelukkig redelijk bedreven in.’

In de kast een aantal kleine fijne tekeningen, voornamelijk in zwart potlood, portretten, een Moors borstbeeldje uit Musée d’Orsay, heerlijke hondjes.

FJ ‘Het zijn hondjes uit de buurt. Aan de overkant woonde er eentje dat altijd netjes stil zat. Ook was er een blind hondje, dat zat ook stil. Bij Albert Heijn waren de hondjes vastgebonden, die zaten niet stil, daar heb ik wel eens een foto van genomen. Liever teken ik naar het leven.’

Het pakhuis van Boas

FJ en de hondjes wonen in de vroegere Jodenbuurt. Hij woont in het voormalige pakhuis van de firma Boas, im- en exporteur van conserven en delicatessen. Het Amsterdamseschoolgebouw uit 1907 is van de joodse architect Harry Elte (1944), die ook de Obrechtsjoel ontwierp
De begane grond was ideaal als atelier. Toen de vorige huisbaas overleden was, wilden de erven dat niet meer aan hem verhuren. Noodgedwongen verhuisde hij al zijn schilderijen en materiaal naar zijn woonkamer op de eerste verdieping. Een echt pakhuis!

Ik stap er binnen in het schelle licht van een daglichtlamp, gericht op een 19de eeuws pastoraal schilderij. Behalve kunstenaar en jurist is FJ ook gediplomeerd restaurator. Pas als die felle lamp uit is, zie ik hoe vol de wanden hangen met eigen werk. De wand waar ik bij binnenkomst tegenaan kijk geeft meteen een indruk van de diversiteit van onderwerpskeuze en techniek.


FJ
: Ik ben niet zo van de idee, het concept. De uitvoering is veel belangrijker! Ik krijg wel eens te horen: al die onderwerpen, al die verschillende technieken, dat is typisch voor een autodidact. Je hebt zogezegd niet één stijl, geen duidelijke richting… Het is maar de vraag of ik dat wel wil. Het zijn in mijn ogen niet per se de grootste helden die altijd hetzelfde doen. Ik zie iets, verinnerlijk het en maak er iets eigens van.
De motor van de creatieve mens zou je kunnen vergelijken met borrelend magma, dat als lava aan het aardoppervlak verschijnt en daar stolt in een kunstwerk. Het is nou eenmaal zo dat ik geïnspireerd ben door veel verschillende dingen en die graag in verschillende technieken uitvoer.

Negenenveertig Davidsterren

‘In deze buurt word je natuurlijk vaak getroffen door iets navrants: struikelstenen, monumenten, herdenkingen. Het is beklemmend, zeker in deze tijd. Je blijft eraan denken en moet er iets mee.
Op een dag had ik de ingeving om negenenveertig davidsterren schilderen op een groot vierkant doek van twee bij twee. Dit vanwege de associatie met mazzeltov (mazzel 40 en tov 7). Maar dat is er niet van gekomen, ook dit was al veel werk. De sterren zijn op ware grootte, zorgvuldig een voor een geschilderd. Ik ben naar het Joods Museum gegaan, daar hebben ze zo’n rol met sterren. Ik wilde die kleur geel precies treffen. Jammer genoeg hebben ze het niet willen kopen.’

‘Ik word vaak getroffen door het navrante, het beklemmende. Voor die schreeuwende mond werd ik geïnspireerd door een scène uit de film Pantserkruiser Potemkin van Eisenstein. De beroemde trapscène wordt onderbroken door shots van een vrouw met een schreeuwende mond en een gebroken brilletje. Zoiets raakt me en ik ga ermee aan de slag. Ik maak een hele reeks schetsen om het me eigen te maken, zodat het niet meer die specifieke vrouw is, maar een persoon die schreeuwt van ontzetting. Het roept tegelijkertijd een gevoel van mededogen op.’

Trappenhuizen en wc’s

FJ: ‘Niet alles wat ik maak is beklemmend. Ik maak ook vrolijke dingen, of dingen die mij fascineren. Of plezier doen om te maken. Zo heb ik eens mijn meterkast geschilderd, en de plee. Van die plees heb ik een hele reeks gemaakt. Gedurende een mensenleven breng je daar veel tijd door. De schilderijtjes hebben een maat die precies past in een wc-ruimte en waarom zou je die niet een beetje opleuken? Die heb ik goed verkocht. Maar mijn mooiste wc is gestolen tijdens een expositie!’

 

Het valt me op dat in veel schilderijen de kleur geel domineert.

FJ: ‘Geel is een controversiële kleur. Negatief wat betreft Joden: vanaf de middeleeuwen werd die kleur gebruikt om ze buiten te sluiten en te vernederen. Ze moesten een gele hoed dragen, een geel tekentje op hun kleren; later die gele ster. Voor de katholieken betekent het iets positiefs: nieuw leven, lente, vrolijkheid. Ik vind geel een interessante kleur, neem Trappenhuis, ook een van mijn fascinaties zonder diepere bedoeling: mijn broer woonde in Frankrijk in een streek met veel lege huizen met van die trappenhuizen. Een ervan was zo ingewikkeld dat ik er niet uitkwam en bijna alles met geel heb overgeschilderd.’

De schilderkundige levendigheid van het grote gele vlak valt me op. Het is heel geel, maar toch niet saai.

FJ: ‘Ik heb vier verschillende kleuren geel door elkaar gegooid. Het schilderij gaat over verf uiteindelijk, en niet over het trappenhuis of over de wc.’

Aan de hand van een van zijn meer abstracte schilderijen toont FJ hoe hij graag werkt: een bord met flinke klodders verf, een varkensharen kwast met verschillende kleuren erop. Die duwt hij op het doek zodat de kleuren zich op een verrassende manier vermengen. De techniek heet ‘nat-in-nat’, oftewel alla prima, herinner ik mij van kunstgeschiedenis.

Alla prima of niet, schilderachtig of glad, geabstraheerd of precies: één ding staat vast en dat is de kwaliteit van de uitvoering. Dat geldt zeker voor Pootjebaden als klein monument voor een langdurige liefde.

 

Zelfportret

Renée Simons
7 januari 2025